Arboregeling Artikel 8.27 Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met   moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 

Wanneer putten of sleuven dieper zijn dan 2,5 meter gelden de regels bij werken op hoogte:

  • Er moet op 4m afstand van de rand worden gewerkt en de 4m grens moet worden gemarkeerd
  • Materiaal moet 4m van de rand worden geplaatst.

of

  • Er kan tot op 2 meter van de rand gewerkt worden indien er een fysieke afzetting is geplaatst op 2 meter van de rand, bijvoorbeeld door paaltjes met een ketting of linten.
  • Materiaal moet 4m van de rand worden geplaatst.

of

  • Er moet randbeveiliging/ een leuning worden geplaatst met een hoogte van 1 meter en halverwege een tussenleuning

 

Zorg voor goede verlichting van de arbeidsplaats.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Zorg voor scheiding van werkzaamheden, hou de graafwerkzaamheden gescheiden van de overige werkzaamheden door duidelijke afspraken en coördinatie van werkzaamheden door de hoofdaannemer. 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Draag Veiligheidsschoenen (type S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van vallen in putten en sleuven.
  • Beheersmaatregelen om vallen in putten en sleuven te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Maak op en afstappen niet hoger dan 35 a 40 cm.
  • Zorg voor een vaste stabiele ondergrond om over te lopen. 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Breng veilige looproutes aan.
  • Wanneer de op- afstap hoger is dan > 40 cm, breng een stabiele tussentree aan.

Zet hogere hoogteverschillen die niet bedoeld zijn als op- en afstappen af:

  • Op 2 meter van de rand een fysieke afzetting, bijvoorbeeld door paaltjes met een ketting of linten. 

of

  • Er moet randbeveiliging/ een leuning van tenminste 1 meter hoogworden geplaatst als er kans is op valgevaar. 

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • (hoge) Veiligheidsschoenen (S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • Gevaar van verstappen.
  • Beheersmaatregelen om verstappen te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom dat vloeren nat worden.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Breng veilige looproutes aan.
  • Zorg voor stroeve vloeren, voorzie deze zo mogelijk van een antislip laag / coating. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Goed housekeeping: schoon en droog houden van terrein en vloeren.
  • Stem werkzaamheden af met de opdrachtgever, zodat niet onnodig op gladde vloeren gewerkt behoeft te worden.

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Voorkom lopen over gladde oppervlakken.
  • Niet rennen op gladde oppervlakken.
  • Veiligheidsschoenen met antislipzool (S3).

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van uitglijden.
  • Beheersmaatregelen om uitglijden te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom dat constructiedelen of leidingen op een hoogte van minder dan 2 meter hangen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Beng stootbescherming aan op laag hangende delen.
  • Zorg voor voldoende verlichting van de arbeidsplaats.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Breng signalering aan op plaatsen waar kans bestaat op stoten van het hoofd bijvoorbeeld zwart/geel of rood/wit. 

 

Bij werken op hoogte met hoogwerkers, (inclusief buisrailwagens en monorailwagens):

  • De bediener is verantwoordelijk om er voor te zorgen dat bij het omhoog gaan of verplaatsen, er niemand het hoofd kan stoten tegen delen van de constructie of installatie.
  • Laat je niet afleiden door collega’s wanneer je de hoogwerker bediend. Mocht je tussendoor wat gevraagd worden, stop dan de beweging van de hoogwerker.
  • Laat geen personen onnodig meerijden op de hoogwerker.
  • Bij het verplaatsen van de hoogwerker, breng deze terug in de neutraalstand en stel zeker dat er voldoende ruimte is om obstakels veilig te kunnen passeren.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Maak gebruik van:

  • Helm of stootcap
     
Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van stoten van het hoofd.
  • Beheersmaatregelen om stoten van het hoofd te voorkomen en gevolgen daarvan te beperken.

 

Wet- en regelgeving: 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Ga niet onder delen staan die kunnen vallen.
  • Voer geen werkzaamheden uit op de plaats waarboven andere werkzaamheden uitgevoerd worden.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Zet de werkplek waar voorwerpen kunnen vallen af met af (geel/zwart of rood/wit).
  • Wanneer materialen van een oger gelegen vloer kunnen vallen, moet deze (werk-)vloer voorzien zijn van een zogenaamde schoprand. 
  • Uitsluitend hijsen met gekeurde hijsmiddelen die geschikt zijn voor de te hijsen last. 
  • Op de juiste wijze aanslaan van de last.
  • Rekening houden met de belasting van hijsbanden en kettingen door een spreidhoek van niet meer dan 120°. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Bij het hijsen afstemmen van de communicatie tussen seingever en machinist, conform de standaard hand en armseinen: 

Algemene gebaren
Betekenis Beschrijving Illustratie

BEGIN

Pas op! Begin van commando

Beide armen zijn horizontaal gestrekt met de handpalmen naar boven

STOP

Onderbreking

Einde van de beweging

De rechterhand is opgeheven en de rechterhandpalm naar voren gehouden

EINDE

Einde van de werkzaamheden

Beide handen zijn ter hoogte van de borst samengevoegd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verticale bewegingen
Betekenis Beschrijving Illustratie

HIJSEN

Met de opgeheven rechterarm en naar voren gebrachte rechterhandpalm wordt traag een cirkelbeweging gemaakt
VIEREN Met de naar beneden gerichte rechterarm en naar binnen gehouden rechterhandpalm wordt traag een cirkelbeweging gemaakt
VERTICALE AFSTAND De afstand wordt met de handen aangegeven

 

 

Horizontale bewegingen
Betekenis Beschrijving Illustratie

VOORUIT

Beide armen worden gebogen, palmen worden naar binnen gehouden en met de voorarmen worden trage bewegingen naar het lichaam toe gemaakt
ACHTERUIT Beide armen worden gebogen, beide handpalmen worden naar buiten gehouden, met de voorarmen worden trage beweging van het lichaam af gemaakt

NAAR RECHTS

ten opzichte van de signaalgever

Met de ongeveer horizontaal gestrekte rechterarm en de naar beneden gehouden rechterhandpalm worden trage, richting aanwijzende bewegingen gemaakt

NAAR LINKS

ten opzichte van de signaalgever

Met de ongeveer horizontaal gestrekte linkerarm en de naar beneden gehouden linkerhandpalm worden trage richtingaanwijzende bewegingen gemaakt
HORIZONTALE AFSTAND De afstand wordt met de handen aangegeven

 

 

Gevaar
Betekenis Beschrijving Illustratie

GEVAAR

Beide handen opgeheven, handpalmen naar voren
SNELLE BEWEGING De gecodeerde, bevelende gebaren ter aangeving van de beweging worden zeer snel uitgevoerd  
TRAGE BEWEGING De gecodeerde, bevelende gebaren ter aangeving van de bewegingen worden zeer langzaam uitgevoerd  

 

 

 

Indien de mondelinge mededeling wordt gebruikt in plaats van of ter aanvulling van hand- of armseinen en er geen codes worden gebruikt, worden met name de volgende woorden gebruikt:

START: om het begin van een commando aan te duiden.
STOP: om een beweging te onderbreken of te beëindigen.
EINDE: om de werkzaamheden stop te zetten.
HIJSEN: om een last te doen hijsen.
VIEREN: om een last te doen vieren.
VOORUIT, ACHTERUIT, LINKS, RECHTS in combinatie met het juiste hand- of armsein: om een beweging in een bepaalde richting te doen plaatsvinden.
GEVAAR: om een noodstop af te dwingen.
SNEL: om een beweging te versnellen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Zorg dat op de bouwplaats een bouwhelm gedragen wordt om het hoofd te beschermen.

 

Wanner er kans bestaat om getroffen te worden door vallende voorwerpen, worden de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt:

  • Veiligheidshelm
  • Veiligheidsschoenen (type S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren en oorzaken van vallende voorwerpen op de projectlocatie.
  • Beheersmaatregelen om letsel te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom randen,  drempels en ongelijke oppervlakken.
  • Zorg voor "good housekeeping".
  • Leg geen kabels en leidingen over looppaden.
  • Egaliseer regelmatig de looppaden op het werkterrein, met name nadat deze zijn beschadigd door graven en zware voertuigen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Breng veilige looproutes aan.
  • Leg drempels over kabels en leidingen die het looppad kruisen.
  • Hang kabels op hoogte (en wel zo hoog dat deze niet geraakt kunnen worden door (transport) voertuigen, hoogwerkers en dergelijke)

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Breng signalering aan op drempels waar kans bestaat op struikelgevaar bijvoorbeeld zwart/geel of rood/wit. 

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Veiligheidsschoenen (S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • Struikelgevaar.
  • Beheersmaatregelen om struikelgevaar te voorkomen.

 

Abonneren op RSS - Arboregeling Artikel 8.27 Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen