De combinatie van buitenwerken bij lage temperaturen, regen en wind kan het gevaar van onderkoeling met zich meebrengen.
Van onderkoeling wordt gesproken als de lichaamstemperatuur daalt tot onder 35°C. Rillen is een reactie hierop: hiermee genereert het lichaam extra warmte. Als de lichaamskerntemperatuur lager is dan ongeveer 33°C, stopt het rillen en gaat verdere onderkoeling extra snel. Bij een kerntemperatuur van ongeveer 30°C kunnen hartritmestoornissen optreden.
Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:
Gevaren moeten altijd bij de bron worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.
Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met moet altijd worden voldaan.
- Werkzaamheden op gunstig tijdstip plannen
- Werkzaamheden stoppen wanneer de temperatuur gevaar oplevert.
- Afscherming, overkapping van de werkplek.
- Warmtestraler toepassen.
- Zorg voor verwarmde pauzeruimten (21°C is optimaal)
- Werkzaamheden afwisselen met binnen werkzaamheden.
- Maak afspraken over werk- en pauzetijden, zodat medewerkers tussendoor op kunnen warmen.
- Maak afspraken dat bij een gevoelstemperatuur van -6°C niet meer buiten gewerkt zal worden. (overeenkomstig CAO Bouw)
Zorg dat medewerkers kunnen beschikken over:
- Regenkleding, bescherming tegen regen
- Doorwerkpakken, bescherming tegen kou
- Isolerende/thermokleding, voor het hele lichaam, dus ook voeten, handen en hoofd.
De werkgever geeft de werknemers voorlichting over:
- Gevaren van werken in koude omstandigheden.
- Maatregelen om onderkoeling te voorkomen.
- Juiste gebruik van beschermende kleding.