Arbobesluit Artikel 7.13 Besturingssysteem en bedieningsorgaan

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Scheiding werkplek en transportpaden.
  • Werk nooit in het werkgebied van automatisch rijdende voertuigen die nog in bedrijf zijn.

 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Markering veilige looproutes.
  • Automatische voertuigen zijn voorzien van elektronische bumpers en stoppen bij aanrijding met een persoon of voorwerp. 
  • Automatische voertuigen zijn uitgerust met een licht en geluidsignaal als deze (gaan) bewegen. 
  • Automatisch voertuigen zijn voorzien van een noodstopvoorziening waarmee deze stop gezet kan worden. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Stem met de opdrachtgever af over de uitschakeling en het veilig stellen van automatisch voertuigen (LoToTo).

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • De elektronische bumpers dienen als beveiligingsmiddel. Gebruik deze sensoren niet om tijdens het normale gebruik het voertuig te stoppen.
  • Het meerijden op de automatische voertuigen is ten strengste verboden!
  • Veiligheidsschoenen (type S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van aanrijding door automatisch rijdende voertuigen op de projectlocatie.
  • Beheersmaatregelen om aanrijding te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk nooit aan of in de buurt van niet afgeschermde onder spanning staande delen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Installatie uitschakelen/ spanningsvrij maken volgens LoToTo procedure.
  • Afschermen van onder spanning staande delen.
  • Waar nodig zorgen voor aarding.
  • Zorg voor geïsoleerde ondergrond.
  • Werk met geïsoleerd gereedschap.
  • Gebruik van mespatroontrekker.
  • Laat de installatie periodiek keuren.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan onderspanning staande installaties (zoals machines) moet dit op een veilige wijze gebeuren, namelijk volgende de LoToTo methode. Dit betekent een installatie spanningsloos maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

  • Bepaal de energiebronnen van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
  • Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
  • Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
  • Schakel alle energiebronnen van de installatie uit d.m.v. energiecontrolepunten.
  • Maak de installatie vrij van rest/opgeslagen energie.

2.         Tag out:

  • Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
  • Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

  • Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden. Doe dit bijvoorbeeld door te meten met een spanningszoeker.

 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Er mag alleen aan de elektrische installatie worden gewerkt als er schriftelijke toestemming (aanwijzing) van de installatie verantwoordelijke is afgegeven  (VOP: Voldoende Onderricht Persoon of VP: Vakbekwaam Persoon) 

  • Beschikbaar hebben van actuele schema’s van de elektrische installatie.
  • Aanwijzen van een installatie- en werkverantwoordelijke (IV, WV).
  • Bevoegd verklaren van uitvoerende werknemers (VOP, VP).
  • Werken volgens vastgestelde procedures (BEI-BHS).
  • Toezicht houden op het veilig werken.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Bij schakelen en testen van onder spanning staande delen, dragen van de nodige PBM’s:
  • Gelaatsscherm
  • Brandvertragende kleding
  • Veiligheidsschoenen
  • E-isolerende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken in de buurt van hoogspanning
  • Beheersmaatregelen om veilig te kunnen werken in de buurt van hoogspanning.

 

Zorg voor opleiding en instructie conform NEN 3840 van:

  • Installatieverantwoordelijke (IV)
  • Werkverantwoordelijke (WV)
  • Vakbekwaam persoon (VP)
  • Voldoende onderricht persoon (VOP)

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk nooit aan of in de buurt van niet afgeschermde onder spanning staande delen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Installatie uitschakelen/ spanningsvrij maken volgens LoToTo procedure.
  • Afschermen van onder spanning staande delen.
  • Waar nodig zorgen voor aarding.
  • Scherm onder spanning staande delen af.
  • Zorg voor geïsoleerde ondergrond.
  • Werk met geïsoleerd gereedschap.
  • Laat de installatie periodiek keuren.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan onderspanning staande installaties (zoals machines) moet dit op een veilige wijze gebeuren, namelijk volgende de LoToTo methode. Dit betekent een installatie spanningsloos maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

  • Bepaal de energiebronnen van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
  • Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
  • Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
  • Schakel alle energiebronnen van de installatie uit d.m.v. energiecontrolepunten.
  • Maak de installatie vrij van rest/opgeslagen energie.

2.         Tag out:

  • Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
  • Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

  • Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden. Doe dit bijvoorbeeld door te meten met een spanningszoeker.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Er mag alleen aan de elektrische installatie worden gewerkt als er schriftelijke toestemming (aanwijzing) van de installatie verantwoordelijke is afgegeven (VOP: Voldoende Onderricht Persoon of VP: Vakbekwaam Persoon) 

 

  • Beschikbaar hebben van actuele schema’s van de elektrische installatie.
  • Aanwijzen van een installatie- en werkverantwoordelijke (IV, WV).
  • Bevoegd verklaren van uitvoerende werknemers (VOP, VP).
  • Werken conform BEI-BLS.
  • Toezicht houden op het veilig werken.

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Werknemers de nodige opleidingen en veiligheidsinstructies laten volgen

 

Bij schakelen en testen van onder spanning staande delen, dragen van de nodige PBM’s:

  • Gelaatsscherm
  • Brandvertragende kleding
  • Veiligheidsschoenen
  • E-isolerende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken in de buurt van laagspanning
  • Beheersmaatregelen om veilig te kunnen werken in de buurt van laagspanning.

 

Zorg voor opleiding en instructie conform NEN 3140 van:

  • Installatieverantwoordelijke (IV)
  • Werkverantwoordelijke (WV)
  • Vakbekwaam persoon (VP)
  • Voldoende onderricht persoon (VOP)

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk met veilige spanning max 120 V gelijkspanning of 50 V wisselspanning.

of

  • Werk met een scheidingstransformator.

of beter

  • Werk met accugereedschap.

 

In besloten ruimten en vochtige omgevingen moeten bovenstaande maatregelen altijd toegepast worden.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Sluit elektrisch materieel aan op een verdeelkast met aardlekschakelaars.
  • Gebruik aardlekschakelaar, dubbel geïsoleerd gereedschap.
  • Periodieke keuring van elektrotechnisch materieel en gereedschappen conform NEN 3140. 
  • Bescherm kabels over looppaden en rijbanen tegen beschadiging, door middel van een drempel.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Controleer de gereedschappen voor gebruik op beschadigingen.
  • Melden van beschadigingen aan apparatuur.
  • Leg geen haspels en verdeeldozen in het water of de regen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Voer zelf geen reparatiewerkzaamheden uit aan defect gereedschap en kabels.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van kortsluiting en elektrocutie.
  • Beheersmaatregelen om kortsluiting en elektrocutie te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Gebruik maken van CE-gemakeerde middelen, in een goede staat en gekeurd en onderhouden.
  • Het maximaal vrijdraaiend toerental in combinatie met de maximaal toelaatbare werkdruk is aangegeven op de middelen met een roterende beweging.
  • Zorg dat de aandrijving met perslucht goed is aangesloten op het middel en geborgd is tegen losschieten.
  • Periodieke keuring en onderhoud van machines in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Inspecteer de machine voor gebruik, repareer lekkende koppelingen en beschadigde slangen.
  • Werkzaamheden regelmatig afwisselen met werkzaamheden waarbij geen trillingen vrij komen

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gehoorbescherming
  • (Trillingsdempende) handschoenen dragen (afhankelijk van duur werkzaamheden)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken met pneumatisch gereedschap.
  • Beheersmaatregelen om letsel of gehoorschade te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Leidingen beugelen
  • Juiste montage van slangen
  • Periodieke keuring en onderhoud van machines in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Inspecteer de machine voor gebruik, laat lekkende koppelingen en beschadigde slangen repareren.
  • Voldoende afstand houden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Bij ontkoppelen van hydraulische apparatuur ten behoeve van onderhoud:

  • Nitril handschoenen
  • Gelaatsscherm

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van hydraulische injectie.
  • Beheersmaatregelen om hydraulische injectie te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Pas LED verlichting toe in plaats van “klassieke” verlichting die veel heter kan worden.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Scherm hete oppervlakken af.
  • Schakel apparatuur uit die heet kan worden, alvorens hieraan te gaan werken, pas LoToTo toe (zie werkomschrijving Lock-out Tag-out Try-out).
  • Stel leidingen veilig als deze geopend moeten worden voor onderhoud of reparatie, pas hierbij LoToTo toe.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Scheiding van werkzaamheden, werk niet in de buurt van hete oppervlakken.
  • Zet de werkplek af voor derden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Blijf uit de buurt van hete oppervlakken/ materialen.

 

Gebruik de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:

  • Brandvertragende werkkleding.
  • Leren werkhandschoenen.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van verbranding.
  • Beheersmaatregelen om verbranding te voorkomen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom dat constructiedelen of leidingen op een hoogte van minder dan 2 meter hangen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Beng stootbescherming aan op laag hangende delen.
  • Zorg voor voldoende verlichting van de arbeidsplaats.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Breng signalering aan op plaatsen waar kans bestaat op stoten van het hoofd bijvoorbeeld zwart/geel of rood/wit. 

 

Bij werken op hoogte met hoogwerkers, (inclusief buisrailwagens en monorailwagens):

  • De bediener is verantwoordelijk om er voor te zorgen dat bij het omhoog gaan of verplaatsen, er niemand het hoofd kan stoten tegen delen van de constructie of installatie.
  • Laat je niet afleiden door collega’s wanneer je de hoogwerker bediend. Mocht je tussendoor wat gevraagd worden, stop dan de beweging van de hoogwerker.
  • Laat geen personen onnodig meerijden op de hoogwerker.
  • Bij het verplaatsen van de hoogwerker, breng deze terug in de neutraalstand en stel zeker dat er voldoende ruimte is om obstakels veilig te kunnen passeren.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Maak gebruik van:

  • Helm of stootcap
     
Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van stoten van het hoofd.
  • Beheersmaatregelen om stoten van het hoofd te voorkomen en gevolgen daarvan te beperken.

 

Wet- en regelgeving: 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Zorg voor een overzichtelijke werkplek.
  • Nooit tussen/onder bewegende voorwerpen staan.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Zorg voor afscherming van bewegende voorwerpen.
  • Zorg voor het stabiel opslaan van materialen, stel zeker dat deze niet om kunnen vallen eventueel door het gebruik van stutten of steunen.
  • Zorg dat machines voorzien zijn van sensoren / lichtschermen die aanwezigheid detecteren en vervolgens uitschakelen.
  • Zorg dat machines voorzien zijn van een goed bereikbare noodstop om deze in geval van nood uit te kunnen schakelen. 
  • Schakel in overleg met de opdrachtgever automatisch bewegende machines uit en stel deze veilig middels LoToTo.
  • Zorg dat de schaar van hoogwerkers, buisrailwagens en hefplatforms is afgeschermd of voorzien van beveiliging.
  • Periodieke keuring en onderhoud van machines in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant. 
  • Zorg voor een voldoende verlichte werkplek. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Bij werken op hoogte met hoogwerkers, (inclusief buisrailwagens en monorailwagens):

  • De bediener is verantwoordelijk om er voor te zorgen dat bij het omhoog gaan of verplaatsen, er niemand bekneld kan raken tussen de hoogwerker en delen van de constructie of installatie.
  • Laat je niet afleiden door collega’s wanneer je de hoogwerker bediend. Mocht je tussendoor wat gevraagd worden, stop dan de beweging van de hoogwerker.
  • Laat geen personen onnodig meerijden op de hoogwerker.
  • Bij het verplaatsen van de hoogwerker, breng deze terug in de neutraalstand en stel zeker dat er voldoende ruimte is om obstakels veilig te kunnen passeren.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Werkhandschoenen
  • Veiligheidsschoenen (S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren knel en pletgevaar in verschillende situaties
  • Beheersmaatregelen om knel en pletgevaar te voorkomen.

 

De bediener van een hoogwerker (inclusief buisrailwagens en monorailwagens) beschikt over aantoonbare deskundigheid en praktijktraining.

 

Onderhoud aan machines wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk nooit op een werkplek bij of in de directe omgeving van een automatische installatie die nog in bedrijf is.
  • Werk nooit in het werkgebied van automatische transportsystemen.
  • Stem met de opdrachtgever af over de uitschakeling en het veilig stellen van automatisch werkende machines (LoToTo). 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Zorg ervoor dat de machine niet kan worden ingeschakeld tijdens de werkzaamheden door het plaatsen van een hangslot en gevarenkaart op de werkschakelaar van de installatie (toepassen van LoToTo).
  • Zet de omgeving af met hekken, linten of pylonnen indien gewerkt wordt nabij plaatsen waar andere mensen letsel kunnen oplopen als gevolg van jouw werkzaamheden.
  • Afscherming van automatisch werkende machines. 
  • Automatische machines en transportsystemen zijn voorzien van benaderingsschakelaars/ lichtschermen waardoor deze automatisch stoppen.
  • Automatische transportsystemen uitrusten met een geluidssignaal als deze gaan bewegen. 
  • De automatisch werkende machine is voorzien van een noodstopvoorziening waarmee de machine stop gezet kan worden. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Zorg dat je de mensen in de omgeving informeert wat je gaat doen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • De optische sensoren dienen als beveiligingsmiddel. Gebruik deze sensoren niet om tijdens het normale gebruik het voertuig te stoppen.
  • Blijf weg uit de ruimte tussen de railbuisbanen, containerrollenbanen, lieren, afduwers of andere bewegende componenten wanneer het systeem in bedrijf is.
  • Blijf weg uit de ruimten waarvoor je niet bevoegd bent, aangegeven met een hekwerk of andere signalering.
  • Draag veiligheidsschoenen (type S3)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van automatisch werkende machines op de projectlocatie.
  • Beheersmaatregelen om letsel te voorkomen.

 

Alleen medewerkers die beschikken over de juiste aantoonbare deskundigheid mogen service en onderhoudswerkzaamheden aan deze machines uitvoeren.

 

Abonneren op RSS - Arbobesluit Artikel 7.13 Besturingssysteem en bedieningsorgaan