AI-blad 54 Elektrische veiligheid

Arboinformatieblad Elektrische veiligheid (AI-54)

Auteur: Ing. N.J. Kluwen 

Laatste online update Arbo-informatieblad AI-54: januari 2017

https://hse.sdu.nl

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk nooit aan of in de buurt van niet afgeschermde onder spanning staande delen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Installatie uitschakelen/ spanningsvrij maken volgens LoToTo procedure.
  • Afschermen van onder spanning staande delen.
  • Waar nodig zorgen voor aarding.
  • Zorg voor geïsoleerde ondergrond.
  • Werk met geïsoleerd gereedschap.
  • Gebruik van mespatroontrekker.
  • Laat de installatie periodiek keuren.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan onderspanning staande installaties (zoals machines) moet dit op een veilige wijze gebeuren, namelijk volgende de LoToTo methode. Dit betekent een installatie spanningsloos maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

  • Bepaal de energiebronnen van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
  • Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
  • Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
  • Schakel alle energiebronnen van de installatie uit d.m.v. energiecontrolepunten.
  • Maak de installatie vrij van rest/opgeslagen energie.

2.         Tag out:

  • Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
  • Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

  • Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden. Doe dit bijvoorbeeld door te meten met een spanningszoeker.

 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Er mag alleen aan de elektrische installatie worden gewerkt als er schriftelijke toestemming (aanwijzing) van de installatie verantwoordelijke is afgegeven  (VOP: Voldoende Onderricht Persoon of VP: Vakbekwaam Persoon) 

  • Beschikbaar hebben van actuele schema’s van de elektrische installatie.
  • Aanwijzen van een installatie- en werkverantwoordelijke (IV, WV).
  • Bevoegd verklaren van uitvoerende werknemers (VOP, VP).
  • Werken volgens vastgestelde procedures (BEI-BHS).
  • Toezicht houden op het veilig werken.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Bij schakelen en testen van onder spanning staande delen, dragen van de nodige PBM’s:
  • Gelaatsscherm
  • Brandvertragende kleding
  • Veiligheidsschoenen
  • E-isolerende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken in de buurt van hoogspanning
  • Beheersmaatregelen om veilig te kunnen werken in de buurt van hoogspanning.

 

Zorg voor opleiding en instructie conform NEN 3840 van:

  • Installatieverantwoordelijke (IV)
  • Werkverantwoordelijke (WV)
  • Vakbekwaam persoon (VP)
  • Voldoende onderricht persoon (VOP)

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk nooit aan of in de buurt van niet afgeschermde onder spanning staande delen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Installatie uitschakelen/ spanningsvrij maken volgens LoToTo procedure.
  • Afschermen van onder spanning staande delen.
  • Waar nodig zorgen voor aarding.
  • Scherm onder spanning staande delen af.
  • Zorg voor geïsoleerde ondergrond.
  • Werk met geïsoleerd gereedschap.
  • Laat de installatie periodiek keuren.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan onderspanning staande installaties (zoals machines) moet dit op een veilige wijze gebeuren, namelijk volgende de LoToTo methode. Dit betekent een installatie spanningsloos maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

  • Bepaal de energiebronnen van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
  • Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
  • Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
  • Schakel alle energiebronnen van de installatie uit d.m.v. energiecontrolepunten.
  • Maak de installatie vrij van rest/opgeslagen energie.

2.         Tag out:

  • Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
  • Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

  • Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden. Doe dit bijvoorbeeld door te meten met een spanningszoeker.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Er mag alleen aan de elektrische installatie worden gewerkt als er schriftelijke toestemming (aanwijzing) van de installatie verantwoordelijke is afgegeven (VOP: Voldoende Onderricht Persoon of VP: Vakbekwaam Persoon) 

 

  • Beschikbaar hebben van actuele schema’s van de elektrische installatie.
  • Aanwijzen van een installatie- en werkverantwoordelijke (IV, WV).
  • Bevoegd verklaren van uitvoerende werknemers (VOP, VP).
  • Werken conform BEI-BLS.
  • Toezicht houden op het veilig werken.

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Werknemers de nodige opleidingen en veiligheidsinstructies laten volgen

 

Bij schakelen en testen van onder spanning staande delen, dragen van de nodige PBM’s:

  • Gelaatsscherm
  • Brandvertragende kleding
  • Veiligheidsschoenen
  • E-isolerende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken in de buurt van laagspanning
  • Beheersmaatregelen om veilig te kunnen werken in de buurt van laagspanning.

 

Zorg voor opleiding en instructie conform NEN 3140 van:

  • Installatieverantwoordelijke (IV)
  • Werkverantwoordelijke (WV)
  • Vakbekwaam persoon (VP)
  • Voldoende onderricht persoon (VOP)

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk met veilige spanning max 120 V gelijkspanning of 50 V wisselspanning.

of

  • Werk met een scheidingstransformator.

of beter

  • Werk met accugereedschap.

 

In besloten ruimten en vochtige omgevingen moeten bovenstaande maatregelen altijd toegepast worden.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Sluit elektrisch materieel aan op een verdeelkast met aardlekschakelaars.
  • Gebruik aardlekschakelaar, dubbel geïsoleerd gereedschap.
  • Periodieke keuring van elektrotechnisch materieel en gereedschappen conform NEN 3140. 
  • Bescherm kabels over looppaden en rijbanen tegen beschadiging, door middel van een drempel.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Controleer de gereedschappen voor gebruik op beschadigingen.
  • Melden van beschadigingen aan apparatuur.
  • Leg geen haspels en verdeeldozen in het water of de regen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Voer zelf geen reparatiewerkzaamheden uit aan defect gereedschap en kabels.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van kortsluiting en elektrocutie.
  • Beheersmaatregelen om kortsluiting en elektrocutie te voorkomen.

 

Abonneren op RSS - AI-blad 54 Elektrische veiligheid