EU CLP verordening 1272/2008 EG Bijlage IV P-zinnen

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
              / vervanging

Voorkom gebruik van gevaarlijke stoffen, is er vervanging mogelijk, door varianten die niet gevaarlijk zijn of kunnen er andere werkwijzen toegepast worden, zoals:

  • Toepassen van knel of schuifverbindingen i.p.v. lijmen, lassen of solderen.
  • Toepassen van andere basismaterialen waardoor spiegellassen toegepast kan worden i.p.v. lijmen.

 

Maak geen gebruik van stoffen die kankerverwekkend zijn (CMR stoffen).

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Opslag van gevaarlijke stoffen in daarvoor bestemde opslagvoorzieningen, conform PGS-15 of PGS-31
  • Zorg dat alle verpakkingen van gevaarlijke stoffen voorzien zijn van een duidelijk leesbaar etiket met daarop de naam van de stof, gevaarsymbolen en P- en H-zinnen. 
  • Beperk de werkvoorraad. 

 

Bij onderhoud aan mestsystemen, neem de volgende maatregelen:

  • Laat de leidingen spoelen alvorens deze te openen.
  • Sluit de afsluiters zo mogelijk door afblinden van flensen.
  • Pas LoToTo toe.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan leidingen, installaties of systemen die nog vloeistoffen bevatten, moet dit op een veilige wijze gebeuren, pas hiertoe de LoToTo procedure toe. Dit betekent het deel waaraan gewerkt moet worden: drukloos en leeg maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

Bepaal de energiebronnen (pompen en kleppen) van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
Schakel alle energiebronnen pompen en kleppen van de installatie uit.
Maak het deel waaraan gewerkt moet worden vrij van vloeistofresten.

2.         Tag out:

Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
              / collectieve maatregelen
  • Voer als organisatie een verdiepende RI&E uit op gevaarlijke stoffen die op locatie gebruikt worden. 
  • Zorg voor de beschikbaarheid op de werklocatie van de relevante Veiligheidsinformatiebladen. 
  • Niet roken, eten en drinken op plaatsen waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt.
  • Zorg dat een oogdouche beschikbaar is.
  • Zorg voor een opgeruimde werkplek, ruim de stoffen na gebruik en eind van de dag op in de daarvoor bestemde opslagvoorzieningen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Gebruik de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen, in overeenstemming met het Veiligheidsinformatieblad:

  • Beschermende kleding
  • Chemicaliënbestendige handschoenen
  • Veiligheidsschoenen chemicaliënbestendig
  • Veiligheidsbril/gelaatsbescherming

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • Gevaren voor de gezondheid van de stoffen bij het werk.
  • Aard van de blootstelling.
  • Grenswaarden en maatregelen bij overschrijding ervan.
  • Voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken.
  • Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van calamiteiten.
  • Hygiënische maatregelen.
  • Het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Maatregelen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom ontstaan van stof door materialen op maat en kant en klaar aan te leveren op de projectlocatie, zodat het niet nodig is om de producten na te bewerken en er schadelijk stof kan vrijkomen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Zorg voor bronafzuiging bij het ontstaan van stof.
  • Voer bij twijfel aan de concentratie metingen uit.
  • Zorg voor voldoende ventilatie.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Werknemers die niet noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden die stof veroorzaken, niet aanwezig laten zijn in de buurt of in dezelfde ruimte.
  • Beperk de blootstellingsduur door afwisseling van werkzaamheden.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde is vastgesteld, moet in de gelegenheid worden gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Bij het overschrijden van de biologische grenswaarde.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik adembescherming met juiste type stoffilter (FFP 1, 2 of 3)
  • Bij concentraties boven de grenswaarde of in besloten ruimtes onafhankelijke adembescherming gebruiken
  • Bij onafhankelijke adembescherming: opleiding gebruik onafhankelijke adembescherming

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren verbonden aan de blootstelling aan gevaarlijke gassen en dampen.
  • De noodzakelijke beheersmaatregelen om blootstelling te beperken of voorkomen.
  • De toepassing van het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Bij het gebruik van een persluchtmasker, heeft de werknemer ook:

  • Een training gevolgd voor het gebruik van persluchtmaskers.
  • Een keuring op medische geschiktheid voor het gebruik van persluchtmaskers.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
               / vervanging
  • Beoordeel of er andere technieken mogelijk zijn, voor het maken van verbindingen. In plaats van het gebruik van PVC-lijm kunnen veel verbindingen in bovengrondse leidingen en leidingen waarin vloeistoffen onder atmosferische druk worden getransporteerd, uitgevoerd worden met knelkoppelingen of schuifmoffen.
  • Voor het schilderen kan gebruik gemaakt worden van verfproducten met een laag oplosmiddelengehalte zoals: watergedragen verf of acrylaatverf (minder dan 10% oplosmiddel), of 2-componenten epoxyverf.
  • Het gebruik van producten waarvan het gehalte aan benzeen meer dan 1 volumeprocent bedraagt als oplossings-, reinigings- of verdunningsmiddel is niet toegestaan. (uitgezonderd toepassing in gesloten systemen)

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Verwerk de producten in een goed geventileerde ruimte, waarbij deuren en/of luchtramen tegenover elkaar geopend zijn waardoor luchtstroming ontstaat.
  • Als dat niet mogelijk is, moet gezorgd worden voor afzuiging van de dampen.
  • Wanneer getwijfeld wordt of de concentratie beneden de grenswaarde is: Voer metingen uit.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
               / collectieve maatregelen
  • Werknemers die niet noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden niet in de buurt of in dezelfde ruimte als waar de lijm of verfwerkzaamheden uitgevoerd worden aanwezig laten zijn.
  • Hou er rekening mee dat ook na het aanbrengen van verfproducten deze nog enige tijd uitdampen, dus dat de concentratie van de oplosmiddelendamp boven de grenswaarde kan zijn.
  • Beperk de blootstellingsduur door afwisseling van werkzaamheden.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde is vastgesteld, moet in de gelegenheid worden gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Bij het overschrijden van de biologische grenswaarde.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik adembescherming  met juiste type gasfilter: AB-filters (beschermen tegen organische dampen, oplosmiddelen en zure gassen) en ABEK-filters (beschermen tegen organische dampen, zure gassen, zwaveldioxide en ammoniak).
  • Bij concentraties boven de grenswaarde of in besloten ruimtes moet onafhankelijke adembescherming worden gebruikt.
  • Gebruik bij verwerking van oplosmiddelhoudende producten, oplosmiddelenbestendige handschoenen.
  • Bij kans op spatten in ogen: draag ruimzichtbril.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren verbonden aan de blootstelling aan gevaarlijke gassen en dampen.
  • De noodzakelijke beheersmaatregelen om blootstelling te beperken of voorkomen.
  • De toepassing van het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Bij het gebruik van een persluchtmasker, heeft de werknemer ook:

  • Een training gevolgd voor het gebruik van persluchtmaskers.
  • Een keuring op medische geschiktheid voor het gebruik van persluchtmaskers

 

Abonneren op RSS - EU CLP verordening 1272/2008 EG Bijlage IV P-zinnen