PGS-15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Bekijk of er een alternatieve methode is om werkzaamheden met risico op brand zoals lassen, branden of gebruik brandbare stoffen uit te voeren. Bijvoorbeeld toepassen van knelkoppelingen in plaats van solderen of PVC lijmen.
  • Voorkom de combinatie brandbare stof en ontbrandingstemperatuur.
  • Brandbare gevaarlijke stoffen niet gebruiken als er hittebronnen in de buurt zijn.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Het afschermen/verplaatsen van brandbare stoffen, zoals het wegzetten van kartonnen dozen tijdens het lassen.
  • Het plaatsen van schermen tijdens het lassen/slijpen/ bij andere werkzaamheden waar vonken vanaf komen.
  • Zorg voor voldoende afzuiging/ventilatie in omgevingen waar brandbare stoffen kunnen vrijkomen. 
  • Zorg voor opslagvoorzieningen voor verpakte brandbare stoffen conform PGS-15. 
  • Het keuren van machines/gereedschap/installaties waarbij gevaar is voor kortsluiting. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Wanneer brandgevaarlijke werkzaamheden uitgevoerd gaan worden in een omgeving die gevoelig is voor brandgevaar, zorg voor:

  • Aanwezigheid van blusmiddelen. 
  • Dat er na afronding van de werkzaamheden voor het verlaten van de projectlocatie een nacontrole plaatsvindt om zeker te stellen dat er geen smeulende resten zijn achtergebleven.
  • Zorg voor het opruimen van de werkplek en het opslaan van brandgevaarlijke materialen in de daarvoor bestemde opslagvoorzieningen. 
  • Zorg dat de Bedrijfshulpverlening op de projectlocatie georganiseerd is. 
  • Zorg voor de aanwezigheid van een alarmkaart zodat in geval van nood duidelijk is op welke wijze opgeschaald kan worden.
  • Inrichten van een verzamelplaats op de projectlocatie. 

Typen toe te passen blusmiddelen zijn:

	Brandklasse 	A	B	C	D	F 	Vaste stoffen (hout, papier, textiel etc)	Vloeistoffen (olie, benzine, diesel, ontvetter, verf etc.)	Gassen (butaan, propaan, aardgas, etc.)	Metalen (magnesium, aluminium, natrium etc.) 	Oliën en vetten (frituurvet e.d.) Type Blusmiddel	Water	V	X	X	X	X 	Schuim	V	V	X	X	V 	Poeder	V	V	V	X	X 	CO2	X	V	X	V	V

Bij het blussen van een elektrische installatie dient deze eerst spanningsloos gemaakt te worden, alvorens met blussen gestart kan worden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden kunnen werknemers beschikken over de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:

  • Brandvertragende kleding
  • Brandvertragende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren brandgevaar.
  • Beheersmaatregelen om het ontstaan van brand te voorkomen.
  • Te nemen maatregelen bij het ontstaan van brand.
  • Hoe de bedrijfsnoodorganisatie op de projectlocatie georganiseerd is.

 

Bedrijfshulpverleners ontvangen een passende training om:

  • Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
  • Het beperken en bestrijden van een brand en de gevolgen daarvan.
  • Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van werknemers en derden van de projectlocatie.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
              / vervanging

Voorkom gebruik van gevaarlijke stoffen, is er vervanging mogelijk, door varianten die niet gevaarlijk zijn of kunnen er andere werkwijzen toegepast worden, zoals:

  • Toepassen van knel of schuifverbindingen i.p.v. lijmen, lassen of solderen.
  • Toepassen van andere basismaterialen waardoor spiegellassen toegepast kan worden i.p.v. lijmen.

 

Maak geen gebruik van stoffen die kankerverwekkend zijn (CMR stoffen).

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Opslag van gevaarlijke stoffen in daarvoor bestemde opslagvoorzieningen, conform PGS-15 of PGS-31
  • Zorg dat alle verpakkingen van gevaarlijke stoffen voorzien zijn van een duidelijk leesbaar etiket met daarop de naam van de stof, gevaarsymbolen en P- en H-zinnen. 
  • Beperk de werkvoorraad. 

 

Bij onderhoud aan mestsystemen, neem de volgende maatregelen:

  • Laat de leidingen spoelen alvorens deze te openen.
  • Sluit de afsluiters zo mogelijk door afblinden van flensen.
  • Pas LoToTo toe.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan leidingen, installaties of systemen die nog vloeistoffen bevatten, moet dit op een veilige wijze gebeuren, pas hiertoe de LoToTo procedure toe. Dit betekent het deel waaraan gewerkt moet worden: drukloos en leeg maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

Bepaal de energiebronnen (pompen en kleppen) van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
Schakel alle energiebronnen pompen en kleppen van de installatie uit.
Maak het deel waaraan gewerkt moet worden vrij van vloeistofresten.

2.         Tag out:

Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
              / collectieve maatregelen
  • Voer als organisatie een verdiepende RI&E uit op gevaarlijke stoffen die op locatie gebruikt worden. 
  • Zorg voor de beschikbaarheid op de werklocatie van de relevante Veiligheidsinformatiebladen. 
  • Niet roken, eten en drinken op plaatsen waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt.
  • Zorg dat een oogdouche beschikbaar is.
  • Zorg voor een opgeruimde werkplek, ruim de stoffen na gebruik en eind van de dag op in de daarvoor bestemde opslagvoorzieningen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Gebruik de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen, in overeenstemming met het Veiligheidsinformatieblad:

  • Beschermende kleding
  • Chemicaliënbestendige handschoenen
  • Veiligheidsschoenen chemicaliënbestendig
  • Veiligheidsbril/gelaatsbescherming

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • Gevaren voor de gezondheid van de stoffen bij het werk.
  • Aard van de blootstelling.
  • Grenswaarden en maatregelen bij overschrijding ervan.
  • Voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken.
  • Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van calamiteiten.
  • Hygiënische maatregelen.
  • Het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Maatregelen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

 

Abonneren op RSS - PGS-15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen