Arbobesluit Artikel 3. 5g Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom de combinatie brandbare stof en ontbrandingstemperatuur.
  • Voorkom explosiegevaar, waar mogelijk, door een andere techniek toe te passen/ andere stoffen te gebruiken.
  • Voorkom vrijkomen van gas.
  • Plaats flessen met gassen buiten/ niet in afgesloten ruimtes.
  • Voorkom elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan. 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • In ruimtes waarin explosiegevaar kan bestaan worden gereedschappen en middelen gebruikt die voldoen aan ATEX 114 (Explosieveilig zijn)
  • Zorg voor voldoende afzuiging/ventilatie in omgevingen waar brandbare stoffen kunnen vrijkomen.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Neem kennis van het explosieveiligheidsdocument en volg de maatregelen op.
  • Zorg voor markering van de gevarenzone (het gebied waar explosiegevaar kan bestaan). 
  • Wanneer er kans is op explosiegevaar, voer dan metingen uit om de concentratie van de explosieve stof te bepalen.
  • Betreed de ruimte pas als de concentratie van explosieve dampen kleiner is dan 10%^van de onderste explosiegrens.
  • Kunnen er gedurende de werkzaamheden nog stoffen vrijkomen die kans op explosie veroorzaken, voer dan continu metingen uit om de concentratie te bepalen.
  • Betreed alleen een ruimte waar kans op explosiegevaar is, als je hiervoor instructie en toestemming hebt ontvangen.
  • Zorg dat de Bedrijfshulpverlening op de projectlocatie georganiseerd is. 
  • Zorg voor de aanwezigheid van een alarmkaart zodat in geval van nood duidelijk is op welke wijze opgeschaald kan worden.
  • Inrichten van een verzamelplaats op de projectlocatie. 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Draag antistatische kleding/schoeisel.
  • Draag de juiste PBM’s passend bij de werkzaamheden en het explosiegevaar. Denk hierbij bijv. aan een gelaatsscherm en brandwerende kleding.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van explosies.
  • Beheersmaatregelen om het ontstaan van explosies te voorkomen.
  • Te nemen maatregelen bij explosie.
  • Hoe de bedrijfsnoodorganisatie op de projectlocatie georganiseerd is.

 

Bedrijfshulpverleners ontvangen een passende training om:

  • Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
  • Het beperken en bestrijden van een brand en de gevolgen daarvan.
  • Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van werknemers en derden van de projectlocatie.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Bekijk of er een alternatieve methode is om werkzaamheden met risico op brand zoals lassen, branden of gebruik brandbare stoffen uit te voeren. Bijvoorbeeld toepassen van knelkoppelingen in plaats van solderen of PVC lijmen.
  • Voorkom de combinatie brandbare stof en ontbrandingstemperatuur.
  • Brandbare gevaarlijke stoffen niet gebruiken als er hittebronnen in de buurt zijn.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Het afschermen/verplaatsen van brandbare stoffen, zoals het wegzetten van kartonnen dozen tijdens het lassen.
  • Het plaatsen van schermen tijdens het lassen/slijpen/ bij andere werkzaamheden waar vonken vanaf komen.
  • Zorg voor voldoende afzuiging/ventilatie in omgevingen waar brandbare stoffen kunnen vrijkomen. 
  • Zorg voor opslagvoorzieningen voor verpakte brandbare stoffen conform PGS-15. 
  • Het keuren van machines/gereedschap/installaties waarbij gevaar is voor kortsluiting. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 

Wanneer brandgevaarlijke werkzaamheden uitgevoerd gaan worden in een omgeving die gevoelig is voor brandgevaar, zorg voor:

  • Aanwezigheid van blusmiddelen. 
  • Dat er na afronding van de werkzaamheden voor het verlaten van de projectlocatie een nacontrole plaatsvindt om zeker te stellen dat er geen smeulende resten zijn achtergebleven.
  • Zorg voor het opruimen van de werkplek en het opslaan van brandgevaarlijke materialen in de daarvoor bestemde opslagvoorzieningen. 
  • Zorg dat de Bedrijfshulpverlening op de projectlocatie georganiseerd is. 
  • Zorg voor de aanwezigheid van een alarmkaart zodat in geval van nood duidelijk is op welke wijze opgeschaald kan worden.
  • Inrichten van een verzamelplaats op de projectlocatie. 

Typen toe te passen blusmiddelen zijn:

	Brandklasse 	A	B	C	D	F 	Vaste stoffen (hout, papier, textiel etc)	Vloeistoffen (olie, benzine, diesel, ontvetter, verf etc.)	Gassen (butaan, propaan, aardgas, etc.)	Metalen (magnesium, aluminium, natrium etc.) 	Oliën en vetten (frituurvet e.d.) Type Blusmiddel	Water	V	X	X	X	X 	Schuim	V	V	X	X	V 	Poeder	V	V	V	X	X 	CO2	X	V	X	V	V

Bij het blussen van een elektrische installatie dient deze eerst spanningsloos gemaakt te worden, alvorens met blussen gestart kan worden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden kunnen werknemers beschikken over de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:

  • Brandvertragende kleding
  • Brandvertragende handschoenen

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren brandgevaar.
  • Beheersmaatregelen om het ontstaan van brand te voorkomen.
  • Te nemen maatregelen bij het ontstaan van brand.
  • Hoe de bedrijfsnoodorganisatie op de projectlocatie georganiseerd is.

 

Bedrijfshulpverleners ontvangen een passende training om:

  • Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
  • Het beperken en bestrijden van een brand en de gevolgen daarvan.
  • Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van werknemers en derden van de projectlocatie.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Werk niet in ruimtes met een zuurstofpercentage < 19%. 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Ventileer de ruimtes alvorens deze te betreden.
  • Zorg dat de ruimte is voorzien van een vluchtmogelijkheid. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Zuurstofmeting uitvoeren alvorens de ruimte te betreden. 
  • Als gedurende de werkzaamheden het zuurstofpercentage kan afnemen, moet continu gemeten worden. 
  • Voer de werkzaamheden altijd uit samen met een collega, die buiten de ruimte de wacht houdt en hulp kan inroepen als de werknemer binnen iets zou overkomen. 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Blijft het zuurstofpercentage <19% gebruik dan onafhankelijke adembescherming. 

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren van een te laag zuurstofpercentage.
  • De te nemen maatregelen alvorens de ruimte veilig te betreden.
  • Het gebruik van onafhankelijke adembescherming.

 

Bij het gebruik van een persluchtmasker, heeft de werknemer ook:

  • Een training gevolgd voor het gebruik van persluchtmaskers.
  • Een keuring op medische geschiktheid voor het gebruik van persluchtmaskers.

 

 

Abonneren op RSS - Arbobesluit Artikel 3. 5g Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie