Arbobesluit Artikel 8. 1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Zorg voor een stabiele stevige vlakke ondergrond bij het gebruik van een hoogwerker.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Stel de hoogwerker stabiel op.
  • Gebruik een hoogwerker voorzien van rupsbanden bij werkzaamheden op de volle grond.
  • De werkplek op de hoogwerker moet voorzien zijn van schoprand, leuning op 110 cm en tussenleuning op 50 cm.
  • De toegang tot het hoogwerkerplatform mag alleen geopend zijn voor het veilig in en uit laten stappen van personen, zodra de hoogwerker in beweging komt moet deze toegang gesloten zijn. 
  • Laat de hoogwerker jaarlijks keuren. 

 

Werkplatform / beglazingsplatform extra:

  • Bij een werkplatform / beglazingsplatform, kan het hekwerk aan de zijde van de kasconstructie worden geopend ten behoeve van de montagewerkzaamheden, de constructie dient hierbij als randbeveiliging. De afstand tussen hoogwerkervloer en constructie mag in dat geval niet meer dan 15 cm zijn. (zelfde afstand als tussen steigervloer en bouwwerk in de Richtlijn steigers)

 

Monorailwagen extra:

  • Zorg dat de monorailwagen veilig kan worden betreden middels een trap of ladder en dat deze geborgd zijn tegen wegrijden of wegglijden.

 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Stem de werkzaamheden op locatie op elkaar af, zorg voor scheiding van werkzaamheden op hoogte en overige werkzaamheden. 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Controleer voor gebruik of de hoogwerker in goede staat verkeert.
  • Controleer of de ondergrond vlak en stevig genoeg is.
  • Blijf met de voeten op de vloer van de hoogwerker, ga dus niet op het hek of de leuning staan en gebruik geen trapjes of bankjes.

 

Buisrailwagen extra:

  • Controleer of de buisrailwagen goedgekeurd is voor het uitvoeren van service en onderhoudswerkzaamheden aan de kas of kasinstalaltie (moet in de handleiding staan). Een standaard buisrailwagen is namelijk uitsluitend bedoeld voor het onderhouden en verzorgen van het gewas.
  • Controleer of de buizen waarover de buisrailwagen rijdt vlak en stabiel liggen.
  • De buisrailwagen moet worden afgestempeld op een voldoende stevige ondergrond voordat deze omhoog mag.

 

Harnasgordel en vanglijn

Het gebruik van persoonlijke valbeveiliging (bestaande uit een harnasgordel en een vanglijn) is in een hoogwerker niet verplicht. Dit omdat het leuningwerk van de werkbak minimaal 110 cm hoog is. Uitzonderingen zijn:

  • Wanneer gewerkt wordt met een knikarm- of telescoop hoogwerker, dan wordt persoonlijke valbeveiliging dringend geadviseerd.
  • Wanneer de werkzaamheden vereisen dat met het bovenlichaam buiten de bak wordt gehangen, dan is het dragen van persoonlijke valbeveiliging verplicht.

De veiligheidslijn moet kort zijn zodat het werk wel uitgevoerd kan worden, maar de werknemer niet uit de bak kan vallen. De veiligheidslijn wordt bevestigd aan het aanhaakpunt dat daarvoor in de hoogwerker aanwezig is.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van vallen bij het werken met hoogwerkers.
  • Beheersmaatregelen om vallen uit en met hoogwerkers te voorkomen.
  • Werknemers moeten geïnstrueerd zijn mbt het werken met een hoogwerker, deze instructie verschilt per type.

 

Systemen die een val verhinderen: veiligheidsharnas, een verbindingslijn en een verankeringspunt.

Systemen die de val opvangen: veiligheidsharnas, valdemper, verbindingslijn en verankeringspunt.

 

Persoonlijke valbeschermingsmiddelen: gebruiken wanneer de andere beveiligingen zoals leuningen, randbeveiliging of vangnet niet kunnen worden toegepast (collectieve valbescherming gaat vóór individuele valbescherming).

 

Gebruiksregels voor de verschillende soorten valbescherming:

De belangrijkste gevaren voor het lichaam tijdens het werk:

  • Bevuiling
  • Gevaarlijke stoffen
  • Warmte
  • Koude
  • Regen
  • Slechte zichtbaarheid

 

Verschillende uitvoeringsvormen van lichaamsbescherming:

De belangrijkste gevaren voor voeten en benen tijdens het werk zijn:

  • Vallen van voorwerpen.
  • Trappen in scherpe voorwerpen.
  • Gevaarlijke stoffen.
  • Uitglijden.
  • Opstapelen van statische elektriciteit.

 

Uitvoeringsvorm van voetbescherming:

  • Veiligheidsschoenen
  • Veiligheidslaarzen

 

 

Mogelijke eigenschapen van veiligheidsschoenen en veiligheidslaarzen:

Situaties waarbij handschoenen beschermen kunnen bieden:

  • Scherpe voorwerpen
  • Hitte
  • Kou
  • Verschillende soorten straling
  • Verschillende soorten gevaarlijke stoffen

 

Hand- en armbescherming is er in verschillende materialen en indien nodig met verlengde pols en/of armbescherming.

 

Voorbeelden van handschoenen die in een bepaalde situatie moeten worden gebruikt:

Hoofdbescherming kennen we in de vorm van:

  • Veiligheidshelm: deze beschermt  tegen vallende voorwerpen, stoten.
  • Veiligheidscap: deze beschermt uitsluitend tegen stoten.

 

De hoofdbescherming bestaat uit:

  • Het binnenwerk (schok opvangen en over het hoofd verdelen).
  • Het buitenwerk (voldoende stevig om het vallende voorwerp/de stoot te beletten om het hoofd te bereiken).

 

Regels voor het juiste gebruik van de hoofdbescherming:

De gevaren voor de ademhaling tijdens het werk zijn:

  • Een te lage zuurstofconcentratie (< 19%).
  • Een concentratie van dampen, gassen of stofdeeltjes boven de grenswaarde. Voor grenswaarden zie: Zoek een grenswaarde | SER
  • Hinder door damp, gas, stof.

 

Verschillende vormen van ademhalingsbescherming:

Een te hoog geluidniveau op het werk kan tot gevolg hebben dat:

  • Op lange termijn lawaaidoofheid ontstaat.
  • Andere geluiden worden gemaskeerd.
  • Verstaanbaarheid wordt verstoord.

 

Verschillende uitvoeringsvormen van PBM’s voor de bescherming van het gehoor:

  • Watten
  • Proppen
  • Pluggen
  • Oordoppen
  • Otoplastieken
  • Oorkappen

 

Watten of propjes:

  • Zijn geplastificeerd.
  • Geven een maximale bescherming van ongeveer 10 dB(A).

 

Pluggen:

Oogletsel kan worden veroorzaakt door:

  • Rondvliegende harde, scherpe deeltjes;
  • Rondvliegende gloeiende deeltjes bij slijpen, lassen, branden;
  • Rondvliegende stofdeeltjes bij hakken, boren;
  • Rondvliegende spatten van vloeistoffen: corrosief, irriterend, schadelijk;
  • Warmte, licht, straling: ultraviolet (UV) en infrarood (IR).

 

Verschillende uitvoeringsvormen voor oogbescherming:

De werkgever of de inlener (van uitzendkrachten) is verantwoordelijk voor:

  • Het beschikbaar stellen van de persoonlijke beschermingsmiddelen
  • Voorlichting en onderricht aan de werknemer over het doel van en de wijze waarop de PBM gebruikt dienen te worden.
  • Toezien op het juiste gebruik van de PBM.

 

Plichten van werknemer ten aanzien van PBM:

  • Regelmatig controleren.
  • Juist gebruiken.
  • Zorgvuldig opslaan.
  • Goed beheren.

 

Plichten van fabrikanten/eisen:

Abonneren op RSS - Arbobesluit Artikel 8. 1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel