Practice Note Beveiligen van wand- en vloeropeningen

Practice Note Beveiligen van wand- en vloeropeningen

Auteur: Ing. J.N. (Jos) Schouten

Bijgewerkt tot 7 juli 2020

https://hse.sdu.nl

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom werken op hoogte > 2,5m of in de buurt van vloeropeningen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 

Wanneer gewerkt wordt in de buurt van vloeropeningen, gelden de regels bij werken op hoogte:

  • Er moet op 4m afstand van de vloeropening worden gewerkt en de 4m grens moet worden gemarkeerd.
  • Materiaal moet 4m van de vloeropening worden geplaatst.

of

  • Er kan tot op 2 meter van de vloeropening gewerkt worden indien er een fysieke afzetting is geplaatst op 2 meter van de vloeropening, bijvoorbeeld door paaltjes met een ketting of linten.
  • Materiaal moet 4m van de vloeropening worden geplaatst.

of

  • Er moet randbeveiliging/ een leuning worden geplaatst met een hoogte van 1 meter en halverwege een tussenleuning, inclusief schoprand aan de onderzijde als er kans is op vallen van materiaal. (bij een hoogte van meer dan 13 meter heeft de leuning een hoogte van 1,2 meter.)

of

  • De vloeropening moet dichtgelegd worden met draagkrachtig materiaal, met voldoende overlap op de vloer en gezekerd tegen wegschuiven.

 

Indien bovenstaande niet mogelijk is, kunnen als alternatief voldoende grote en sterke vangnetten worden aangebracht.

 

Zorg voor voldoende verlichting van de werkplek. 

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Controleer bij het verlaten van de werkplek of vloeropeningen veilig worden achtergelaten.
  • Niet onnodig werkzaamheden uit laten voeren in de buurt van vloeropeningen.
  • Zorg dat de Bedrijfshulpverlening op de projectlocatie georganiseerd is.

 

 

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de beveiliging in goede staat verkeert.
  • Haal geen delen van de beveiliging weg (ook niet tijdelijk).

 

Wanneer bovenstaande maatregelen niet mogelijk zijn maar er wel in de buurt van de dakrand gewerkt moet worden, moet er gebruik gemaakt worden van persoonlijke valbeveiliging. Bestaande uit een harnasgordel en een vanglijn, die bevestigd wordt aan een voldoende sterk ankerpunt. Bij het gebruik van een harnasgordel dient tevens een Suspension Trauma Releef Strap gebruikt te worden.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever informeert de werknemers over:

  • De gevaren van het werken in de buurt van vloeropeningen.
  • Beheersmaatregelen om vallen bij het werken in de buurt van vloeropeningen te voorkomen.
  • Het veilig gebruik van harnasgordel, vanglijn en Suspension Trauma Releef Strap.

 

 

Abonneren op RSS - Practice Note Beveiligen van wand- en vloeropeningen