Arbobesluit Artikel 4. 5 Ventilatie

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Stop de werkzaamheden bij aantreffen bodemverontreiniging en meld dit bij de leidinggevende.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Bodemonderzoek uit laten voeren
  • Werkplek afzetten
  • Sanitaire voorzieningen

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Werken conform CROW 400 
  • Aanstellen van een DLP-er
  • Werkplan en een TRA opstellen wanneer noodzakelijk

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Wanneer gewerkt moet worden in vervuilde grond moet gewerkt worden conform het werkplan en dienen de aanwijzingen van de DLP-er opgevolgd te worden.
  • Periodieke medische keuring voorafgaand ana het werken in vervuilde grond.

 

Afhankelijk van de voorschriften in het werkplan:

  • Beschermende kleding (nauwsluitende overal)
  • Nitril werkhandschoenen
  • Laarzen (S5)

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • Gevaren voor de gezondheid van de stoffen bij het werk.
  • Aard van de blootstelling.
  • Grenswaarden en maatregelen bij overschrijding ervan.
  • Voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken.
  • Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van calamiteiten.
  • Hygiënische maatregelen.
  • Het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Maatregelen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Pas geautomatiseerde lasprocessen toe in een omgeving zonder aanwezigheid van personen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 

Zorg bij het uitvoeren van laswerkzaamheden voor de volgende maatregelen:

  • Scherm de werkplek af ter voorkoming van blootstelling derden
  • Ruimteventilatie door in voldoende grote ruimte met ventilatiemogelijkheden de werkzaamheden uit te laten voeren, dit kan worden bereikt door openen van luchtramen of open laten van een deel van de gevel waarbij luchtstroming plaats vindt.
  • Bronafzuiging.
  • Toortsafzuiging.

 

Zorg er voor dat het te lassen oppervlak vrij is van:

  • Vetten
  • Ontvettingsmiddel
  • Verf / menie
  • Olie

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Afstemmen volgorde van uitvoering van werkzaamheden, laswerk uit laten voeren alvorens de gevel geheel te sluiten (natuurlijke ventilatie).
  • Werknemers die niet noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de laswerkzaamheden niet in de buurt of in dezelfde ruimte als waar de laswerkzaamheden uitgevoerd worden aanwezig laten zijn.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik lashelm of verseluchthelm, zet de lashelm na het lassen niet te snel omhoog, wacht 5 seconde tot de lasrook verdwenen is.
  • De lashelmen zijn voor kortdurende laswerkzaamheden, deze beschikken immers niet over een filter of toevoer van verse lucht.
  • Bij laswerkzaamheden van lange duur waarbij de werknemer meer blootgesteld wordt aan lasrook is de overdrukhelm beter, deze biedt een hogere beschermingsfactor.
  • Bijconcentraties lasrook boven de grenswaarde (in besloten ruimtes zoals warmteopslagtank) onafhankelijke adembescherming gebruiken.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft de werknemers voorlichting over:

  • Gevaren van blootstelling aan lasrook.
  • Maatregelen die genomen moeten worden om blootstelling aan lasrook te voorkomen.
  • Uitleg te geven over de juiste toepassing van afzuiging en gebruik van PBM.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met   moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
              / Vervanging
  • Vervangen van kankerverwekkende stoffen, door veiliger alternatieven. 
  • Verdiepende RI&E gevaarlijke stoffen. 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Afzuiging
  • Afscherming
  • Voer bij twijfel metingen uit om de mogelijke blootstelling vast te stellen.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
              / collectieve maatregelen

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan CMR-stoffen wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Wanneer blootstellig heeft plaatsgevonden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Afhankelijk van het type stof, overeenkomstig het veiligheidsinformatieblad:

  • Beschermende kleding
  • Handschoenen
  • (onafhankelijke) Adembescherming
  • Veiligheidsbril

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever instrueert werknemers om de werkzaamheden te stoppen bij het constateren dat een van de stoffen waarmee gewerkt wordt een CMR stof is. Dit te melden bij de leidinggevende en de werkzaamheden pas te hervatten als dit op een veilige wijze kan.

 

Aanvullende registratieverplichting

Voor het werken met kankerverwekkende stoffen zoals respirabel kwartsstof geldt een aanvullende registratieverplichtingen. De werkgever moet het volgende vastleggen:

  • Een lijst van alle werknemers die worden blootgesteld aan kwartsstof.
  • Waarom kwarts wordt gebruikt en niet wordt vervangen door een minder schadelijke stof.
  • De algemene, preventieve maatregelen die genomen zijn om blootstelling te voorkomen.
  • De persoonlijke beschermingsmiddelen die de medewerkers gebruiken.

 

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met  moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Maak gebruik van materielen die geen kwartsstof bevatten, zoals gipsblokken in plaats van cellenbetonblokken.
  • Voorkom bloostelling aan kwartstof, door producten op maat te kopen zodat zagen of slijpen op locatie niet noodzakelijk is.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Pas andere werkmethoden toe waarbij minder stof vrijkomt, knippen van materiaal in plaats van slijpen of zagen.
  • Pas bronafzuiging toe door toepassing van machines met ingebouwde afzuiging. https://stofvrijwerken.tno.nl/
  • Gebruik water ter voorkoming van stofvorming.
  • Toepassen van ruimteventilatie.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Zorg dat geen andere werkzaamheden uitgevoerd worden in ruimten waar kwartsstof vrij kan komen.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan kwartsstof wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Wanneer blootstellig heeft plaatsgevonden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik adembescherming stoffilter P3.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren van kwartsstof.
  • De maatregelen om blootstelling te voorkomen.

 

Aanvullende registratieverplichting

Voor het werken met kankerverwekkende stoffen zoals respirabel kwartsstof geldt een aanvullende registratieverplichtingen. De werkgever moet het volgende vastleggen:

  • Een lijst van alle werknemers die worden blootgesteld aan kwartsstof.
  • Waarom kwarts wordt gebruikt en niet wordt vervangen door een minder schadelijke stof.
  • De algemene, preventieve maatregelen die genomen zijn om blootstelling te voorkomen.
  • De persoonlijke beschermingsmiddelen die de medewerkers gebruiken.

 

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkomen van dode stukken in leidingen.
  • Voorkomen ontstaan van waternevel.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Toepassen van keerkleppen.
  • Droogzetten van leidingen die alleen in geval van nood gebruikt moeten worden.
  • Afsluiten leidingdelen die niet gebruikt worden.
  • Biofilters installeren in leidingsystemen.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Opstellen en naleven van een legionellabeheersplan.
  • Leidingen regelmatig doorspoelen.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan legionella wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Wanneer een infectie of ziekte is opgelopen.
  • Bij dezelfde blootstelling aan legionella waarbij een collega is ziek geworden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Bij goed onderhoud en voldoende preventieve maatregelen zijn persoonlijke beschermingsmiddelen in principe niet noodzakelijk.

 

Maar kan dat dor de opdrachtgever niet voldoende aangetoond worden, dient gebruik gemaakte worden van:

  • Adembescherming in de vorm van filtermaskers klasse FFP3

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met legionella.
  • De te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen.
  • De te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met legionella.
  • De bestaande hygiënische voorschriften.
  • Het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
              / vervanging
  • Voorkom blootstelling aan biologische agentia door de werkzaamheden buiten het teeltseizoen uit te voeren waarbij de kans op blootstelling aan biologische agentia afwezig is. 

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Treffen van maatregelen waarbij het vrijkomen van biologische agentia beperkt wordt.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
              / collectieve maatregelen
  • Indien vermoeden bestaat op de aanwezigheid van biologische agentia van categorie 2 of hoger, wordt indien mogelijk onderzoek gedaan naar de aanwezigheid daarvan. 
  • Beperk het aantal werknemers dat werkzaamheden verricht waarbij kans is op blootstelling aan biologische agentia. 
  • Zorg voor zover noodzakelijk voor douches, oogdouches en huidantiseptica.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan biologische agentia wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Wanneer een infectie of ziekte is opgelopen.
  • Bij dezelfde blootstelling aan biologische agentia waarbij een collega is ziek geworden.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia wordt niet gerookt noch wordt daar voedsel of drank genuttigd.
  • Trek verontreinigde kleding uit en was de handen voor het eten en drinken.

 

Werknemers krijgen de beschikking over bij de biologische agentia passende persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals:

  • Handschoenen
  • Veiligheidsschoenen
  • Veiligheidsbril/gelaatsbescherming
  • Vanaf categorie 2: beschermende kleding.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met biologische agentia;
  • De te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen;
  • De te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia;
  • De bestaande hygiënische voorschriften;
  • Het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
              / vervanging

Voorkom gebruik van gevaarlijke stoffen, is er vervanging mogelijk, door varianten die niet gevaarlijk zijn of kunnen er andere werkwijzen toegepast worden, zoals:

  • Toepassen van knel of schuifverbindingen i.p.v. lijmen, lassen of solderen.
  • Toepassen van andere basismaterialen waardoor spiegellassen toegepast kan worden i.p.v. lijmen.

 

Maak geen gebruik van stoffen die kankerverwekkend zijn (CMR stoffen).

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Opslag van gevaarlijke stoffen in daarvoor bestemde opslagvoorzieningen, conform PGS-15 of PGS-31
  • Zorg dat alle verpakkingen van gevaarlijke stoffen voorzien zijn van een duidelijk leesbaar etiket met daarop de naam van de stof, gevaarsymbolen en P- en H-zinnen. 
  • Beperk de werkvoorraad. 

 

Bij onderhoud aan mestsystemen, neem de volgende maatregelen:

  • Laat de leidingen spoelen alvorens deze te openen.
  • Sluit de afsluiters zo mogelijk door afblinden van flensen.
  • Pas LoToTo toe.

 

Wanneer er werkzaamheden, zoals onderhoud, moeten worden uitgevoerd aan leidingen, installaties of systemen die nog vloeistoffen bevatten, moet dit op een veilige wijze gebeuren, pas hiertoe de LoToTo procedure toe. Dit betekent het deel waaraan gewerkt moet worden: drukloos en leeg maken en veiligstellen voordat er aan de installatie wordt gewerkt. Dit gebeurt door de volgende stappen te nemen:

1.         Lock out:

Bepaal de energiebronnen (pompen en kleppen) van de installatie en hoe deze energiebronnen moeten worden uitgeschakeld.
Zorg dat alle werkzaamheden aan de installatie worden gestaakt en informeer werknemers hier over.
Stop de installatie volgens de normale stop procedure.
Schakel alle energiebronnen pompen en kleppen van de installatie uit.
Maak het deel waaraan gewerkt moet worden vrij van vloeistofresten.

2.         Tag out:

Vergrendel alle energiecontrolepunten met een slot en markeer deze met een label.
Voorzie het label van het nummer van de installatie, de datum dat deze uitgeschakeld is en de naam van de betrokkenen/verantwoordelijke.

3.         Try out:

Voer een test uit om te zien of de installatie daadwerkelijk uitgeschakeld is en niet ingeschakeld kan worden.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
              / collectieve maatregelen
  • Voer als organisatie een verdiepende RI&E uit op gevaarlijke stoffen die op locatie gebruikt worden. 
  • Zorg voor de beschikbaarheid op de werklocatie van de relevante Veiligheidsinformatiebladen. 
  • Niet roken, eten en drinken op plaatsen waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt.
  • Zorg dat een oogdouche beschikbaar is.
  • Zorg voor een opgeruimde werkplek, ruim de stoffen na gebruik en eind van de dag op in de daarvoor bestemde opslagvoorzieningen.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 

Gebruik de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen, in overeenstemming met het Veiligheidsinformatieblad:

  • Beschermende kleding
  • Chemicaliënbestendige handschoenen
  • Veiligheidsschoenen chemicaliënbestendig
  • Veiligheidsbril/gelaatsbescherming

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • Gevaren voor de gezondheid van de stoffen bij het werk.
  • Aard van de blootstelling.
  • Grenswaarden en maatregelen bij overschrijding ervan.
  • Voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken.
  • Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van calamiteiten.
  • Hygiënische maatregelen.
  • Het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Maatregelen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron  worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
  • Voorkom ontstaan van stof door materialen op maat en kant en klaar aan te leveren op de projectlocatie, zodat het niet nodig is om de producten na te bewerken en er schadelijk stof kan vrijkomen.

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Zorg voor bronafzuiging bij het ontstaan van stof.
  • Voer bij twijfel aan de concentratie metingen uit.
  • Zorg voor voldoende ventilatie.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
  • Werknemers die niet noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden die stof veroorzaken, niet aanwezig laten zijn in de buurt of in dezelfde ruimte.
  • Beperk de blootstellingsduur door afwisseling van werkzaamheden.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde is vastgesteld, moet in de gelegenheid worden gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Bij het overschrijden van de biologische grenswaarde.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik adembescherming met juiste type stoffilter (FFP 1, 2 of 3)
  • Bij concentraties boven de grenswaarde of in besloten ruimtes onafhankelijke adembescherming gebruiken
  • Bij onafhankelijke adembescherming: opleiding gebruik onafhankelijke adembescherming

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren verbonden aan de blootstelling aan gevaarlijke gassen en dampen.
  • De noodzakelijke beheersmaatregelen om blootstelling te beperken of voorkomen.
  • De toepassing van het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Bij het gebruik van een persluchtmasker, heeft de werknemer ook:

  • Een training gevolgd voor het gebruik van persluchtmaskers.
  • Een keuring op medische geschiktheid voor het gebruik van persluchtmaskers.

 

Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:

Gevaren moeten altijd bij de bron worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.

Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met    moet altijd worden voldaan.

 

Niveau 1 Bronmaatregelen: 
               / vervanging
  • Beoordeel of er andere technieken mogelijk zijn, voor het maken van verbindingen. In plaats van het gebruik van PVC-lijm kunnen veel verbindingen in bovengrondse leidingen en leidingen waarin vloeistoffen onder atmosferische druk worden getransporteerd, uitgevoerd worden met knelkoppelingen of schuifmoffen.
  • Voor het schilderen kan gebruik gemaakt worden van verfproducten met een laag oplosmiddelengehalte zoals: watergedragen verf of acrylaatverf (minder dan 10% oplosmiddel), of 2-componenten epoxyverf.
  • Het gebruik van producten waarvan het gehalte aan benzeen meer dan 1 volumeprocent bedraagt als oplossings-, reinigings- of verdunningsmiddel is niet toegestaan. (uitgezonderd toepassing in gesloten systemen)

 

Niveau 2 Technische maatregelen: 
  • Verwerk de producten in een goed geventileerde ruimte, waarbij deuren en/of luchtramen tegenover elkaar geopend zijn waardoor luchtstroming ontstaat.
  • Als dat niet mogelijk is, moet gezorgd worden voor afzuiging van de dampen.
  • Wanneer getwijfeld wordt of de concentratie beneden de grenswaarde is: Voer metingen uit.

 

Niveau 3 Organisatorische maatregelen: 
               / collectieve maatregelen
  • Werknemers die niet noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden niet in de buurt of in dezelfde ruimte als waar de lijm of verfwerkzaamheden uitgevoerd worden aanwezig laten zijn.
  • Hou er rekening mee dat ook na het aanbrengen van verfproducten deze nog enige tijd uitdampen, dus dat de concentratie van de oplosmiddelendamp boven de grenswaarde kan zijn.
  • Beperk de blootstellingsduur door afwisseling van werkzaamheden.

 

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde is vastgesteld, moet in de gelegenheid worden gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: 

  • Vóór de aanvang van de blootstelling.
  • Bij het overschrijden van de biologische grenswaarde.

 

Niveau 4 Individuele maatregelen en PBM: 
  • Gebruik adembescherming  met juiste type gasfilter: AB-filters (beschermen tegen organische dampen, oplosmiddelen en zure gassen) en ABEK-filters (beschermen tegen organische dampen, zure gassen, zwaveldioxide en ammoniak).
  • Bij concentraties boven de grenswaarde of in besloten ruimtes moet onafhankelijke adembescherming worden gebruikt.
  • Gebruik bij verwerking van oplosmiddelhoudende producten, oplosmiddelenbestendige handschoenen.
  • Bij kans op spatten in ogen: draag ruimzichtbril.

 

Verplichte opleiding en instructie: 

De werkgever geeft voorlichting over:

  • De gevaren verbonden aan de blootstelling aan gevaarlijke gassen en dampen.
  • De noodzakelijke beheersmaatregelen om blootstelling te beperken of voorkomen.
  • De toepassing van het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Bij het gebruik van een persluchtmasker, heeft de werknemer ook:

  • Een training gevolgd voor het gebruik van persluchtmaskers.
  • Een keuring op medische geschiktheid voor het gebruik van persluchtmaskers

 

Abonneren op RSS - Arbobesluit Artikel 4. 5 Ventilatie