Over het algemeen is niet te verwachten dat in de kassenbouw of kasinstallatiesector medewerkers blootgesteld worden aan het werken met vervuilde grond.
Overeenkomstig de arbeidshygiënische strategie, gelden de volgende beheersmaatregelen:
Gevaren moeten altijd bij de bron worden aangepakt (niveau 1). Pas als dat niet mogelijk of niet voldoende is, worden aanvullende maatregelen genomen gericht op collectieve bescherming, technische maatregelen (niveau 2) en organisatorische maatregelen (niveau 3). Als dat nog steeds niet voldoende bescherming biedt, volgen maatregelen gericht op individuele bescherming (niveau 4) met als laatste stap het verstrekken van doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen.
Aan wettelijke verplichtingen aangegeven met moet altijd worden voldaan.
- Stop de werkzaamheden bij aantreffen bodemverontreiniging en meld dit bij de leidinggevende.
- Bodemonderzoek uit laten voeren
- Werkplek afzetten
- Sanitaire voorzieningen
- Werken conform CROW 400
- Aanstellen van een DLP-er
- Werkplan en een TRA opstellen wanneer noodzakelijk
- Wanneer gewerkt moet worden in vervuilde grond moet gewerkt worden conform het werkplan en dienen de aanwijzingen van de DLP-er opgevolgd te worden.
- Periodieke medische keuring voorafgaand ana het werken in vervuilde grond.
Afhankelijk van de voorschriften in het werkplan:
- Beschermende kleding (nauwsluitende overal)
- Nitril werkhandschoenen
- Laarzen (S5)
De werkgever geeft voorlichting over:
- Gevaren voor de gezondheid van de stoffen bij het werk.
- Aard van de blootstelling.
- Grenswaarden en maatregelen bij overschrijding ervan.
- Voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken.
- Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van calamiteiten.
- Hygiënische maatregelen.
- Het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Maatregelen bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen.